Namibië

Namibië:De ultieme self-drive

Op de wijze van een sprinkhaan door een van de minst bevolkte landen ter wereld;
een parcours van 3200 kilometer per terreinwagen door een zinderende leegte, onmetelijk weidse
landschappen en een oogstrelende natuurpracht. Onderweg naar de horizon ontdekken we de ziel van het land.

De B1 die ons van de hoofdstad Windhoek naar het zuiden brengt, ligt er behoorlijk bij en van enig verkeer hebben we al helemaal geen last. Het was even schrikken vanochtend. Hosea Kutako, de internationale luchthaven van Namibië, heeft de grootte van een veredelde schuur en de veertig kilometer lange verbindingsweg naar de hoofdstad was zo goed als vrij. Dan ontdekten we dat er hier krantenventers op de kruispunten staan en iedereen gewoonweg in het midden stopt om ‘The Namibian’ te kopen: we moeten onze indrukken over de begrippen drukte en ruimte deftig bijsturen. Namibië is dan ook, na Mongolië, het minst bevolkte land ter wereld. Niet veel meer dan twee miljoen inwoners en één miljoen vierkante kilometer groot. Of in mensentaal: 27 maal België.

Die verpletterende cijfers worden ons nog duidelijker wanneer we 260 kilometer later langs een onverharde weg het Intu Afrika reservaat binnenrijden. “’Welkom in de stilte van de Kalahari”, zegt de wachter in tropenhemd en logopetje. “We verwachten u. De lodge bevindt zich zeven kilometer verder, volg de rivier en matig je snelheid. Er zit veel wild.” De Zebra Lodge is een klassieke safarivilla badend in een decor en rust die stadsmussen als beklemmend ervaren. Deze voormalige cattle farm werd gerenoveerd in koloniale stijl.

We installeren ons met het roadbook op het terras en genieten van een 180 graden panorama op de pure natuur. Laatnamiddag springen we in de open Land Cruiser en maken een tochtje over het terrein. Naar goede safari-traditie dekt de ranger de tafel bovenop de hoogste zandduin en wordt de game drive afgesloten met een nootje en gin-tonic bij een verbluffende zonsondergang. We zijn hier nog maar een paar uur, maar grote empathie maakt zich reeds meester.

’s morgens op pad met de San, door de kolonisten Bosjesmannen genoemd. Ooit verdreven naar onvruchtbaar gebied, ontwikkelden ze een scherpe terreinkennis, gekoppeld aan uitgekiende observatietechnieken van al wat hier leeft en groeit. De vijf jongens dragen een rok van geitenhuid, zijn klein, mager, tenger, lenig en taai en maken er bij wijze van begroeting een sport van om onze leeftijd te raden. Bij m’n reispartner zitten ze er knal op, mijn grijze haren brengen hen in verwarring. Over het hoe en waarom van deze wandeltochten met bezoekers, zijn ze duidelijk. “Hoe groot en leeg Namibië ook is, voor ons reserveerde men geen plaats”, zegt de leider. “Ook al zijn we de dragers van een unieke cultuur. Maar die is misschien aan zijn finale etappe begonnen. Daarom zijn we dit initiatief dankbaar. Maar nu zwijgen we, de dieren horen ons…”

Namibië auto

Naar de canyon van de rust en eenvoud

Het woord woestijn zorgt voor verwarring, omdat het associaties oproept met zandduinen, terwijl zandwoestijnen eerder zeldzaam zijn. Vandaag scheuren we verder naar het zuiden, door de woestijn, maar dat zijn eerder landschappelijke overgangsvormen. Langs de geasfalteerde B4 en dirt road D463 vorderen we richting Fish River Lodge. Een designhotel op de rand van de grootste canyon van Afrika en de tweede grootste ter wereld, na de Grand Canyon in de VS.

De Fish River Lodge, met zijn 25 kilometer lange toegangsweg, kan je uitsluitend per terreinwagen bereiken. Het is een hotel zoals we het na meer dan 1500 hotelnachten in alle uithoeken van de wereld stilletjes dromen en tekenen. Minimalistisch, veel lucht en licht, natuurlijke materialen en heel veel stijl, vooral in de details dan. We laten alle uitnodigingen voor uitstapjes en activiteiten aan ons voorbij gaan en installeren ons op een bankje aan het ravijn, genietend van de natuurpracht. Een goed boek en een perfect gekoeld glas wijn doen de rest. Deze plek is wild at heart, maar wordt regeert door de sound of silence. We bedenken: lodges als deze doen de ster van een land exponentieel stralen, los van de intrinsieke kwaliteiten die de bestemming reeds in zich heeft.

canyon

Wilde paarden en verlaten huizen

Een connectierit van een dag lang voert ons via Aus tot Lüderitz, een zeestadje van niets. Hier heerst een hoog ‘Puerto Natales’- gevoel; ‘a windy city’ in het Chileense Patagonië waar zo weinig te zien is, dat het gezellig wordt.

Na een verkwikkende nacht staan we ’s morgens als eerste aan de toegangspoort van Kolmanskop, een officiële spookstad. Deze plek, eigendom van De Beers, was een Duitse mijnwerkersnederzetting, uitgeroepen tot Sperrgebiet omwille van de rijke aanwezigheid van diamant. Toen het gebied uitgeput was, trokken de families er weg en in 1954 werd het definitief gesloten. Sindsdien heeft de natuur het overgenomen en ligt het zand her en der tot een meter hoog in de woningen. “Waarskuwing!”, lezen we op een gegalvaniseerd bord in de voormalige turnzaal waar nu een leuk café ondergebracht is en we net ‘a baby diggers breakfast’ besteld hebben. “Die publiek word gewaarskut een oortreding in die verbode diamant gebied sonder permitte.” Gelukkig mag je hier vandaag de dag vrij rondlopen en genieten van het fenomeen, dat meermaals werd gebruikt in langspeelfilms zoals ‘The King is Alive’ en ‘Dust Devil’.

Brandend zand

Alleen een stop in het Helmeringhausen hotel onderweg, het eerste café langs 300 kilometer kiezelweg, brengt verstrooiing. En appeltaart, de beste van het land, staat op het krijtbord geschreven. De C13, waar we honderd kilometer lang geen enkele wagen tegenkomen (de Brusselse Ring is ver, heel ver) brengt ons finaal tot in Sesriem het hartje van de Namib Woestijn.

s’ Avonds giert de wind rond Le Mirage Desert Lodge, een soort koningskasteel in de woestijn, is een leuk hotel met ruime romantische  kamers en knappe terrassen waarvan de bouwstijl en ideale bescherming biedt tegen de ruwe woestijngrillen. Een volle maan verlicht de omliggende vlaktes. Het uitzicht maakt dat we veel te laat naar bed gaan, wetende dat het ons onderweg zuur zal opbreken. Maar de natuur imponeert té sterk.

Vanuit de lodge is het slechts twintig kilometer tot Sesriem, toegangspoort tot dé hoofdschotel van Namibië: Sossusvlei en Dead Vlei. In principe gaat men hier tijdens de ochtendschemering naartoe, om de zon te zien opkomen en om de verstikkende hitte te mijden. Maar eigenzinnig als we zijn, gokken wij op het middaguur met de logica dat het dan veel minder druk is en we deze Unesco site voor ons alleen hebben.

Dus eten we laat en uitgebreid in de lodge en arriveren we laatvoormiddag op de beste asfaltweg van het land. Deze brengt ons naar de zeventig kilometer verder gelegen bezoekersparking. Aan weerszijden van de rit liggen hoge, rode, imponerende duinen. Een vlei is in het Afrikaans een pan of vlakte, die soms met regenwater wordt gevuld, uitdroogt en een gebroken aardkorst achterlaat. Zo is Sossusvlei in een notendop een warm kleurenpalet van alle tinten rood, met de hoogste duinen ter wereld. Het zand hier is door de miljoenen jaren aanhoudende noordwestenwind  aangevoerd en de kleuren een gevolg van het oxidatieproces in de minerale samenstelling van het zand. Vandaag levert dat alles tezamen 106.000 vierkante kilometer beschermd gebied op. Uniek in de wereld en dat is een understatement. Echte reizigers parkeren niet op het eind van de invalsweg, maar ploegen met de 4×4 door tot het vijf kilometer verder gelegen eindpunt.  Daar beklimmen we in ganzenpas de hoge duinen tot we een overzicht krijgen op het heiligste der heiligen: Dead Vlei, een magische plek waar de afgestorven en verdorde kameeldoornbomen als stille getuigen van betere tijden overeind staan. Hallucinant. En we krijgen gelijk: we hebben de site voor ons alleen. Lang van gedroomd, nu staan we er. ’

brandend zand

Kinderen in de woestijn

’s Namiddags zetten we verder koers naar Solitaire. “U bevindt zich nu in de oudste woestijn ter wereld, lezen we in het roadbook. En de enige nederzetting die u onderweg passeert, is het gehucht Solitaire, bekend van het boek van Ton Van der Lee.” We verheugen ons op deze benenstrekker voor elke rechtgeaarde reiziger. Voor de naam, het tankstation, de autowrakken, het toilet en het verhaal. “In 1996 had ik mijn leven als filmproducent opgegeven en was ik zonder duidelijke plannen naar Afrika vertrokken”, schrijft Nederlander Ton in de inleiding van het al vele malen herdrukte werkje. “Ik kocht een auto in Kaapstad en reed naar het noorden. Ik kwam terecht in het woestijngehucht Solitaire in Namibië, dat bestond uit een benzinepomp (zonder benzine), een winkeltje en een oud huis. Er woonden twee mannen. Ze leefden voornamelijk van de jacht. Een of tweemaal per week kwam er een auto langs. Ik sloot me bij hen aan en bleef er uiteindelijk drie jaar. Ik begon in Solitaire een kleine camping en een restaurantje. Het was het begin van een stormachtige ontwikkeling; inmiddels staat er een hotel en wonen er vijftig mensen.” Zo verging het Ton. Ons einddoel vandaag situeert zich vlakbij Solitaire, de Moon Mountain Lodge. Het is ook een uitgelezen plek om de sterren te bewonderen. Die krijgen we per kilo wanneer we, ’s avonds na het avondeten in de hoofdtent, ons installeren in het gemetselde minizwembad (dat de eigenaars naast het canvas optrokken). We spelen Out of Africa, het bad in de prairie, kaarslicht inclusief. Hoeveel stilte kan een mens verdragen?

Moon Mountain Lodge

De weg naar Walvis Bay

Onze Toyota Hilux, uitgerust met verhoogde ophanging en terreinbanden, is voorzien van interessante extra’s zoals een 140 liter dieseltank en een minibar. We geven hem opnieuw de sporen en trekken westwaarts. Ruwe keienwegen doorheen de twee prachtige bergpassen ruimen baan voor optimistische verbeterde versies en we komen op een soort onverharde woestijnsnelweg terecht richting kust. Deze wegen hebben een vernietigende werking op mens en machine. Verraderlijke kuilen tot en met putten dwingen de chauffeur tot permanente waakzaamheid en afgeremde snelheid. Ondertussen creëert  de zon dansende hitte-evenaars en propt de woestijnwind genadeloos de dieselfilter vol. Vermoeid van deze rit zijn we niet ongelukkig wanneer we de mistige zeelucht van Walvisbaai binnenrijden.

De Skeleton Coast strekt zich uit over een lengte van vijfhonderd kilometer en heeft zijn naam niet gestolen. Door een combinatie van frequente ochtendmist en de aanwezigheid van uitzonderlijke hoeveelheden metaal in de grond (die scheepskompassen in de war brengen) liepen er in de loop der tijden ettelijke boten vast. De meeste bezoekers opteren voor een bed voor de nacht in Swakopmund of Walvis Bay; de Saint-Tropez lightversie van Namibië. Maar wij gaan voor het grote avontuur: de Pelican Point Lodge, een actieve vuurtoren met luxekamers op het eind van een smalle landtong die je alleen kan bereiken via een zandstrook zonder wegen. We werden gewaarschuwd, maar toch voelt het vreemd aan; eens we de zoutfabriek voorbij zijn over een smalle asfaltweg, moeten we als het ware door de zee rijden om dan plots in een zandbak te arriveren.

We laten de druk van onze banden af tot 1 bar, gooien de Toyota in 4×4 low en drijven het toerental op tot vierduizend. Als een jetski op het land ploegen we door het zand, slingerend en trekkend, de motor continu in de hoge toeren om niet vast te rijden. De vuurtoren is ons doel, hij lonkt en wijst de weg naar het einde van de wereld. Vele hotels in Namibië hebben recht op een vermelding ‘unieke locatie’, maar deze overtreft alles. Een ervaring rijker en een halve benzinetank minder arriveren we net voor zonsondergang in de toren waar een generator de minisuites op gepaste tijden van warm water en stroom voorziet. Een fles Chocolate Block-syrah en een gegrild stukje vlees, in goed gezelschap van andere doorgewinterde reizigers, sluiten de dag met meer dan een goed gevoel af.

Pelican lodge

High five met de zeehond

Walvis Bay of de Walvisbaai, is niet alleen de belangrijkste zeehaven van Namibië, het is ook een natuurgebied waar massa’s flamingo’s, dolfijnen, pelikanen en zeehonden zich ophouden. De vraag is alleen: hoe lang nog? De lagune die jaarlijks ruim 160.000 vogels trekt en een voedplaats is voor nog eens 200.000 trekvogels per jaar, slibt immers met grote snelheid dicht door verzilting. De regering reageerde door in 1995 het gebied tot een ‘wetland’ (moeras) uit te roepen en de Coastal Environmental Trust of Namibia probeert nu de lagune tot beschermd natuurgebied te laten verklaren. Deze U-vormige baai verken je best per boot. Wij opteren voor het gemoedelijke Mola Mola van Pieter, een schipper die erom gekend staat de beste minicruise van de baai te exploiteren. Dat betekent niet alleen dat hij een zeeleeuw aan boord laat om dag te zeggen tegen de reizigers, maar dat de tocht (na vele dolfijnen en meereizende pelikanen) eindigt met een oesterbuffet en ijsgekoelde sparkling. Baie lekker!

zeehonden Walvis Bay

Een snuifje Australië

In het bergachtige Damaraland is Twijfelfontein een unieke plek. Dit gebied herbergt naar schatting 2500 rotsinscripties en beschilderingen, allemaal toegeschreven aan de bosjesmannen. Sommige tekens verwijzen naar trancedansen en maanstanden. Interpretaties zijn er genoeg, maar de nuchtere wetenschappelijke bewijzen ontbreken. Zelfs de precieze leeftijd is onzeker. Dat de tekeningen tot tweeduizend jaar oud zijn, lijkt voor onze, uit elke porie zwetende, gids aannemelijk. Om deze, door de Unesco tot Werelderfgoed uitgeroepen, site te bewonderen, zijn we met pijn in het hart early bird vertrokken uit de lodge. We beseffen dat reizen in ijltempo hartzeer genereert in Namibië.

Anderzijds profiteren we nu van de rust en de koelte, want straks komt de hitte… én de minibusjes. In het stijlvolle bezoekerscentrum (integraal opgetrokken uit recyclagemateriaal, vooral olievaten dan) praten we nog na met de gids die zich gemakshalve Albi laat noemen. “Dat dit gebied al millennia bewoond is, dankt het aan zijn mysterieuze bron”, aldus Albi. “Meestal stuwt die water op, soms valt ze droog. Niemand weet hoe dat komt, maar met regen of droogte heeft het niets te maken.” Het is kortom wat het is in het Afrikaans: een twijfelfontein. Die taal zit dan ook vol beeldrijke woorden. Neem nu die schrale struik tussen rotsblokken: die heet gewoon kanniedood.

Verschroeiende perfectie in Damaraland

Als ruimte de ultieme vorm van luxe is, dan moet het Mowani Mountain Camp zowat het paradijs zijn, tenminste voor wie bereid is een deel van het overbodige comfort (tv, wifi, …) de rug toe te keren. Perfect gecamoufleerd tussen een keienveld van graniet werden immense verstevigde canvastenten neergepoot. Dankzij de rieten daken gaat de ganse lodge helemaal op in het landschap. De poortwachter voert eerst een vreugdedansje op en maakt ons dan duidelijk dat we best meteen koers zetten naar het sundowners terrasje, een viewpoint om u tegen te zeggen. Met een glas frisse Zuid-Afrikaanse chenin blanc in de hand, gelegen op oversized kussens, genieten we van het rotsblokkenknikkerveld dat elke minuut geler, oranjer, roder en paarser kleurt; het Afrikaanse avondritueel. Wanneer we na het diner met de zaklamp onze Flintstones-de-luxe-tent opzoeken, heeft de ranger van dienst nog één boodschap: “Slaap met de luiken helemaal open, dan voel je de Afrikaanse nacht beter!”

In de leeuwenkuil

Onze laatste nachten op de route spenderen we in Ongava. Flirtend met de grens van Etosha National Park kan je geen betere setting dromen om je reis te eindigen dan het Ongava wild reservaat. Gelegen op d etop van een “kopje”, ene grote rots eigenlijk, krijg je een prachtig zicht vanuit de lodge en de kamers over de vlaktes van het reservaat en het Etosha Park.

Het park kunnen we zelf bezoeken via de Andersons’ Gate en door de route te volgen langs de verschillende waterbronnen die deels natruulijk en deels aangebracht zijn, staan we al snel oog in oog met een troep olifanten en tegelijk meer dan vijftig zebras en springbokjes. Maar wat we later op het reservaat van Ongava kunnen spotten wordt de zoveelste highlight van de reis. Omdat het reservaat enkel toegankelijk is tot de gasten van de lodge mag je hier, in vergelijking met het park, wel off-road gaan. HEt duurt dus niet lang voor de ranger en zijn “tracker”, die vooraan op de wagen de psoren in de grond leest, ons bijna tussenin een troep van twaalf leeuwen brengt. “Het reservaat is bijna 30.000 ha groot en momenteel thuis voor drie zo Prides” zegt David de ranger. Als ‘s avonds tijdens het dineren onder de rijke sterrenhemel ook nog eens drie zwarte neushoorns ons vlakbij vergezellen wordt het ineens heel stil. Is er geen bekende zegswijze die luidt:“Collect mo-ments, not things?’